Skip to main content

Een verslag van augustus 2005 door onze clubleden in “Fietssport Magazine”

De bergstrook tussen Frankrijk en Spanje kan op twee manieren “doorgestoken” worden. Van noord naar zuid is het karwei voor een geoefende fietser in enkele uren geklaard. Iets langer duurt het wanneer men deze ruige bergstrook in de lengte vanuit het westen naar het oosten wil doorkruisen. Wij gingen de uitdaging aan om vanuit Bayonne aan de Atlantische kust, via alle bekende cols, naar Perpignan aan de Middellandse Zee te fietsen. Gebruikmakend van allerlei informatie stelde één onzer een zesdaagse route vast. Vervolgens werden op deze route hotels gezocht en geboekt. De volgende stap is een personenbus en een aanhanger vastleggen en dan maanden wachten tot het “moment suprème”. (In januari is alles tot in de puntjes geregeld om in augustus op reis te kunnen). Het wordt nu allemaal wel in enkele zinnen geschreven, maar zoiets kost héél veel tijd. Een oud gezegde luidt dat het wiel geen twee keer behoeft te worden uitgevonden, dus wie zich aangesproken voelt door dit artikel stuurt een email of een briefje en men kan zonder veel voorbereiding op stap.

De weekenden zorgen voor topdrukte op de Franse autoroutes. Vandaar dat we (acht fietsers, allemaal lid van Tourclub Mierlo) bijgestaan door een chauffeur voor de personenbus met tandemasser aanhanger) in twee etappes vanuit Brabant naar het zuiden rijden. De eerste avond overnachten we in Tours. Uiteraard is het mogelijk om in één dag naar Bayonne te rijden, maar dat kost zoveel energie dat het nauwelijks mogelijk is na de reisdag ontspannen en uitgerust de Pyreneeën in te trekken. Vakantie is tenslotte recreëren, dat wil zeggen: nieuwe energie opdoen! Tijdens de reis wordt over allerlei aspecten van het fietsen gediscussieerd: balhoofdstellen, wielen, spaken, tripeltjes, kettingen, banden, binnenbanden. Geen (technisch) onderwerp blijft onbelicht. Het aankoopbeleid en de samenstelling van de Rabo-wielerploeg wordt uitgebreid aan de kaak gesteld. Die presteert wel, die niet, dat is een miskoop, die moet je aantrekken etc. Enkele aanwezige Rabo medewerkers laten de “adviezen” en “raadgevingen” het ene oor in- en het andere weer uitgaan. Mannen onder elkaar. Tijd genoeg om veel te ouweh……….. Op zondagmiddag arriveren we in Bayonne. De stad is rood en wit gekleurd, witte broeken, rokken, overhemden, blouses, rode shawls om de heupen, rode hoofddeksels. Weekenden achtereen zijn er de stierengevechten (corridas). Juan José Padilla, Domingo López Chaves, Javier Valverde, Pablo Hermoso de Mendoza zijn de namen die ik uit een programma pluk. Zij gaan de gevechten met de stieren aan. Het weer is mooi, de muziek klinkt, de drank vloeit, hier wordt geleefd! We laten het maar over ons heen gaan. Morgen gaan we de Pyreneeën in.

Bij het ontbijt voel je al een soort spanning. Er is goed (en veel) getraind. Maar de Limburgse en Vlaamse heuvels of de Ardennen is andere kost dan het hooggebergte. Wanneer we door het centrum van Bayonne rijden liggen in de plantsoenen en in geparkeerde auto’s de feestgangers te slapen. Een ander komt duf uit zijn/haar tent. Een enkeling loopt wankel langs de rivierkade. Het feest is voorbij, de kater is er en wij zijn fris en vol goede moed! Wat een tegenstelling! Onderweg blijkt dat de bevolking hier liever Baskisch dan Frans is. Franse aanduidingen op verkeersborden zijn weggespoten. Onwillekeurig trek je de vergelijking met de Belgische Voerstreek waar soortgelijke actie werd/wordt gepleegd. Het landschap begint meteen behoorlijk te heuvelen. De eerste reserve’s moeten worden aangesproken, maar problemen mag dit nog niet geven. Kilometerslang blijven we de D 22 volgen. Automatisch kom je knelpunten tegen. In Jaxu gaan we niet met de bocht naar rechts mee, maar rijden rechtdoor. Via een smal weggetje door Bustince komen we op de D 933. In St Jean de Vieux zetten we ons maar aan de koffie en eten een kleinigheidje. Het serieuze werk gaat daarna beginnen. Even voor Lecumberry draaien we linksaf de D 417 op. Het richtingbordje is door een overwoekerende heg nauwelijks te zien. Wat nu volgt is een zware klim over een zeer smalle weg. Niet alleen de fietsers hebben het zwaar, maar de chauffeur van de volgwagen met aanhanger zit biddend achter het stuur hopend dat er geen tegenliggers komen. De bus rijdt in de eerste versnelling en de renners gebruiken hun kleinste verzet. Deze klim belooft wat voor de komende dagen! Op de Michelinkaart staat de weg groen getekend. De uitzichten worden meteen adembenemend. Een tiental adelaars zweeft boven ons. Op de splitsing met de D 177 naar Béhorléguy is de top bereikt. Na een kleine afdaling volgt de klim naar de Col de Lecharria. De koeien die hier grazen, komen hun gasten nieuwsgierig bekijken. Bij het hotel wordt ’s avonds aan de rand van het zwembad de 28 gemonteerd. Conclusie eerste dag: pittig tot zwaar. De routeplanner wordt gecomplimenteerd met zijn mooie route. De kop is er af. Morgen gaan we naar de cols met de bekende namen.

Bayonne-Montory  97,5 km                              
Hoogteverschil: 1775 meter.
Col op splitsing D 417/D117  plm. 900 meter*
Col de Lecharria 832 meter*

Het menu voor de tweede dag is de Col de Marie-Blanque, de Aubisque en de Soulor. “Serieuze kost” noemt de Belgische televisie verslaggever Michel Wuyts dit soort puisten. Na een redelijk vlakke aanloop wordt in Escot aan de Marie-Blanque begonnen. Tien kilometer klimmen waarvan de laatste vier kilometers gemiddeld 10,5%, 11,1%, 11,6% en 11% zijn. De hoogte mag dan “slechts” 1035 meter zijn, maar men moet flink aan de bak. Borden langs de weg geven je elke kilometer informatie hoe hoog je bent, de resterende afstand naar de top en het gemiddelde stijgingspercentage in de komende kilometer. Het is maar hoe je het ziet: je wordt of gemotiveerd of gedemotiveerd! (Het merendeel van de cols in de Pyreneeën kent overigens deze informatie). In de afdaling wordt de D 934 bereikt en slaan we rechtsaf naar Laruns, om daar aan de klim van Aubisque te beginnen. Dan begint het pas echt te kriebelen. Hier is tourhistorie geschreven! Het is hoogzomer, dus veel verkeer op de col. Dit is een nadeel. Het merendeel van de groep is echter met zichzelf bezig en heeft het vizier recht vooruit gericht. Uiteraard valt de groep uiteen. Ieder voor zich. Boven wordt weer op elkaar gewacht. Gezamenlijk dalen we het eerste stuk van de Aubisque af om even te stoppen op de plek waar gele truidrager Wim van Est in 1951 in het ravijn stortte. De gedenkplaat die enige jaren geleden op de rotswand was aangebracht is weg. (Bij navraag bij Rini Wagtmans blijkt dit inmiddels bekend te zijn). We vertrouwen er op dat de plaat weer een plaats krijgt. Via een korte klim naar de Col du Soulor, dalen we af naar Argèles Gazost om daar de nacht door te brengen.

Montory- Argèles Gazost 101,5 km
Hoogteverschil: 2347 meter
Col de Marie-Blanque 1035 meter*
Col d’Aubisque 1709 meter
Col du Soulor 1474 meter

In groep wordt naar Luz St. Saveur gereden om daar te beginnen aan de klim naar de top van de Col du Tourmalet. Afstand 18,8 km, hoogteverschil 1405 meter, gemiddeld stijging 7,47%. Wetend dat later op de dag de Col d’Aspin en de Col de Peyresourde nog moeten komen moeten de krachten goed verdeeld worden. Het merendeel van de groep heeft voldoende hooggebergte ervaring, dus moet deze opgave aan het einde van de dag gerealiseerd kunnen zijn. Het is een schitterende ochtend en ieder is vol goede moed. Onderweg worden het lijden en stoempen door de fotograaf vastgelegd. Het thuisfront moet tenslotte weten hoe vriend/vader in het allesoverheersende hooggebergte zijn mannetje stond. Boven zijn de verschillen behoorlijk, maar is er nog wel even tijd om terug naar de top (de volgwagen staat over de top) te gaan, om de gebruikelijke groepsfoto bij het “colbord” te maken. Via het skidorp La Mongie wordt in sneltreinvaart naar Ste Marie de Campan gedaald om daar in het café bij het kerkje te lunchen. Wanneer ieder weer heeft bijgetankt wordt begonnen aan de klim naar de Aspin. Het begin loopt lekker een paar procent omhoog. Later wordt het steiler. De Aspin is een echte koeienberg. De grazende koeien zijn een geliefd foto- en aaiobject! Het laatste obstakel van de dag is de Col de Peyresourde.(1569 meter). Ruim 18 km klimmen. Tot km 11 gaat het steeds gemiddeld tot 4% omhoog. Voorbij Loudervielle wordt de gemiddelde stijging steeds 8 en 9%. Op de top verlaten we het departement Hautes Pyrenées. Na de klim is er het genot van de afdaling, die voor ons naar Luchon gaat. Een plaats met tourgeschiedenis. Tientallen malen was men etappeplaats.

Argèles Gazost-Bagnères de Luchon 112 km
Hoogteverschil: 3084 meter
Col du Tourmalet 2115 meter
Col d’Aspin 1489 meter*
Col de Peyresourde 1569 meter

Het zag er ’s avond al naar uit. Dikke wolken in de bergen en inderdaad de vierde etappe beginnen we in de regen. Toch starten, wachten lijkt geen zin te hebben. Ons eerste doel is St. Beat om daar de beginnen aan de klim van de Col de Menté. “Maar” 1369 meter, maar niet voor de poes. In het bar slechte weer trekken we ons naar boven. In het tweede deel van de klim voeren korte haarspeldbochten ons naar de top. Hier rijdt ieder recht vooruit naar de bar om iets warms te drinken en wat droogs aan te trekken. Er is dan pas 29 km afgelegd en de etappe naar ons hotel Aulus les Bains is 110 km. Vol goede moed wordt begonnen aan de spekgladde afdaling om diep in het dal te beginnen aan de Col Portet d’Aspet (1069 meter). Niet lang maar bijzonder zwaar. We beklimmen de kant waar Casartelli in 1995 verongelukte. Ieder is in het slechte weer te veel met zichzelf bezig om hier uitgebreid te stoppen. Na de afdaling vragen we in het plaatsje Audressein of we in een wat chique restaurant mogen binnenkomen om te lunchen. Op de stoelen worden extra kussentjes gelegd. Het kostte wel een paar euro’s, maar de maag is weer gevuld en wanneer we buiten komen is het droog! Op het middagmenu staat nog de Col de la Core (1395 meter). Het team krijgt routine en klimt vaardig naar boven. De temperatuur is nog niet geweldig, maar we doen het ermee. Boven op de top staat een oude caravan van waaruit men in betere tijden frites en drank verkocht. De baas heeft de moed blijkbaar opgegeven. Alles ziet er vervallen uit. Een enkele enthousiaste toerist rijdt met de auto naar boven en gaat vlug weer naar beneden.

Bagnères de Luchon-Aulus les Bains 110 km
Hoogteverschil: 2489 meter
Col de Menté 1349 meter
Col Portet d’Aspet 1069 meter
Col de la Core 1395 meter*

De vijfde dag wordt de dag van de fantastische uitzichten. Een prachtig open landschap om te klimmen. Meteen vanuit het hotel beginnen we aan de klim van de Col d’Agnes (1570 m.) Draaiend door de grote bochten zien we ons vertrekplaatsjes Aulus les Bains steeds dieper liggen. De zon schijnt, Een ideale temperatuur. Een fantastisch scenario om bergop te fietsen. Ieder geniet, de stemming zit er goed in. Na deze col een stuk dalen om vervolgens te beginnen aan de klim naar de Port de Lers (1517 meter). Loslopende paarden, koeien, schapen kruisen ons pad. Het is vooral de ruimte die indruk op ons maakt. Het toetje komt ’s middags nadat we in Ax-les-Thermes hebben gegeten volgt de klim naar de Col de Pailhères (2001 meter). Het is warm. In de klim bestaat de mogelijkheid af te slaan naar de Col du Pardel (1680). Wij houden op dit punt rechtsaan en richten ons in eerste instantie op de wintersportplaats Ascou Pailhères. Op de Michelin staan diverse passages met twee pijltjes. Zware klus. Kilometersver kan men vanaf de top de fietsmaten aan zien komen. In de afdaling is het zwart/grijze asphalt wit van de teksten die hier tijdens de 14e etappe van de Tour (gewonnen door Georg Totschnig) op het wegdek zijn geschilderd. Querigut (1205 m.) is ons einddoel. Lekker dalen, hoewel het laatste vijf kilometer nog behoorlijk golft.

Aulus les Bains-Querigut 107,5 km
Hoogteverschil: 2742 km
Col d’Agnes 1580 meter*
Port de Lers 1516 meter*
Col de Pailheres 2001 meter

In een mistig landschap beginnen we aan de laatste etappe naar Perpignan. Om op de Col de la Quillane (1714 meter) te komen moeten de laatste reserves worden aangesproken. We rijden door de wolken heen en belanden in de zon. Eenmaal op dit punt aangekomen weten we dat de rest van de dag dalend zal verlopen. Wat een vooruitzicht! In Mont Luis draaien we linksaf de N 116 op. Een rode weg op de Michelinkaart, dus per definitie druk. Het is echter de enige mogelijkheid om vanuit dit punt ons einddoel te bereiken. Wat volgt is een kilometerslange spectaculaire afdaling. En dan kan het wel eens fout gaan! Eén onzer rijdt op een remmende auto en zijn nieuwe carbonframe kan naar de schroothoop. Geluk bij een ongeluk dat hij vóór vertrek bij de NTFU zijn verzekeringscertificaat aanpaste! Laat dit weer een les zijn voor anderen, ga goed verzekerd op pad! Nog voorzichtiger dalen we verder af en passeren o.a. de oude gefortificeerde stad Villefranche-de-Conflent. Een toeristische trekpleister. Bij Bouleternère verlaten we N 116 om via binnenwegen naar Perpignan te rijden. Een lekke band in de laatste kilometers geeft nog even een kleine rustpauze. Enkele uren na aankomst trekken we twee flessen champagne open. Het karwei waar we maanden naar toe hebben geleefd is geklaard.

Querigut-Perpignan 110 km
Hoogteverschil: 730 meter
Col de Quillane 1713 meter*

Leave a Reply